De begrippen belichting en verlichting worden nog al eens door elkaar gebruikt. Toch zijn dit twee wezenlijk andere zaken. Waar verlichting doelt op de manier waar het onderwerp verlicht is, gaat belichting juist over de instellingen van de camera om een onderwerp goed belicht op de foto te krijgen.
Met een zelfde verlichting van een onderwerp kun je door de instellingen op je camera verschillende belichtingen realiseren.
In onder staande uitleg richt ik mij in eerste instantie op de klassieke criteria die zijn opgesteld, te weten:
- Het Beeld bevat zuiver wit
- Het beeld bevat zuiver zwart
- Het beeld bevat natuurlijke helderheden
Om te toetsen of een beeld aan deze criteria voldoet heb je als fotograaf een heel handig hulpmiddel op je camera. Het zo geheten histogram. Een histogram in een grafische weergave van de verschillende helderheden binnen het fotografisch beeld.
Onder- en Overbelichting
Als voorbeeld laat ik nu drie foto's zien, die vlak na elkaar zijn genomen en exact dezelfde verlichting hebben gehad. Echter door de instellingen op de camera is het eindresultaat zeer divers.
Hoe kom je tot een goede belichting?
Bovenstaande afbeeldingen laten al gauw zien wat goed en fout is. Jammer alleen dat de foto dan al gemaakt is en zeker bij bepaalde gelegenheden heb je maar 1 unieke kans om juist die ene foto te maken.
Om tot de voor jou meest optimale belichting te komen, zijn er verschillende mogelijkheden. In de meeste theorieboeken lees je dat ISO, Diafragma en Sluitertijd de knoppen zijn om aan te draaien. Buiten die drie zijn er naar mijn idee nog twee die kunnen helpen om tot een juiste belichting te komen. Ik heb het dan over de belichtingsmethode van de camera en de belichtingscorrectie. Waarbij de belichtingscorrectie eigenlijk van invloed is op de sluitertijd. Uiteraard kom ik op alle onderdelen terug.
ISO
Op de meeste digitale camera's kun je de ISO waarde instellen om daarmee de gevoeligheid van de beeldsensor voor binnenvallend licht te verhogen of te verlagen. Een lage ISO waarde heeft veel licht nodig voordat de fotosites op de sensor vollopen en bij een hoge ISO waarde is er minder licht nodig. Echter een groot nadeel van een hoge ISO waarde is dat je beeld korrelig wordt (luminatie ruis) en de kleuren minder helder en kleurvast zijn (kleur ruis). Ondanks dat de techniek steeds beter wordt is ruis zeker bij zeer hoge ISO waarden een probleem. Nu is het ook mogelijk ruis softwarematig te verminderen, maar mijn advies zou is; fotografeer met de laagst mogelijke standaard ISO waarde, als de omstandigheden dat toelaten.
Sluitertijd
De sluitertijd van de camera bepaald voor welk tijdsbestek licht op de sensor valt. Bij een zeer snelle sluitertijd van 1/1000 sec valt er veel minder licht op de sensor dan wanneer je 1 volle seconde belicht. Als je een stilstaand onderwerp vanaf een statief fotografeert zal die seconde tot een scherp beeld kunnen leiden. Echter uit de hand of een bewegend onderwerp zal niet scherp in beeld komen. Voor een creatief beeld is dat geen probleem, maar bij de veel vormen van fotografie wil je geen bewegingsonscherpte in het onderwerp zien. Bij sportfotografie of snel bewegende voorwerp in een korte sluitertijd gewenst, waarbij in ieder geval het hoofdonderwerp scherp in beeld moet zijn.
Diafragma
Diafragma klinkt weer zo lekker technisch en velen haken al af bij het woord. Toch is diafragma niet meer dan de grootte van de lensopening. Het is een cirkel van lamellen die je open en dicht kan draaien. Bij een grote kan er gelijktijdig veel licht naar binnen en bij een kleine opening kan er maar weinig licht gelijktijdig naar binnen.
Hoe ISO, Diafragma en Sluitertijd elkaar beïnvloeden
Uit bovenstaande valt af te leiden dat de instellingen voor ISO, Sluitertijd en Diafragma invloed hebben op elkaar. Dit betekend dat wanneer een foto goed belicht wordt bij ISO 100, 1/200 sec, f8 en ik wil met een snelle sluitertijd wil fotograferen ik de ISO en/of het Diafragma moet aanpassen, zodat weer dezelfde hoeveelheid licht op de sensor valt.
Om jou daar als fotograaf in te ondersteunen is het begrip STOPS beschikbaar. Aan de hand van een voorbeeld zal ik verduidelijken hoe deze drie elementen op elkaar in werken.
In het voorbeeld maak ik een foto met onderstaande instellingen en we nemen even aan dat de foto met deze instellingen een correct belicht beeld oplevert.
Vervolgens een beeld wil maken met dezelfde correcte belichting, maar met veel minder scherptediepte. De afstand tot het onderwerp en ook de brandpunt afstand bv 70mm blijven gelijk. Ik kan dat bereiken door een grotere lensopening te maken. Als ik het diafragma verder opendraai naar F2.8 heb ik het diafragma met twee stops vergroot. Bij iedere stop verdubbeld of halveert het licht dat op de sensor valt.
Als ik dus alleen het diafragma aanpas, dan heeft dat een overbelicht beeld tot gevolg. Ik moet dus de belichting met de ISO en/ of de sluitertijd ook met twee stops corrigeren. Omdat de sluitertijd van 1/250 in mijn voorbeeld voldoende is om een niet bewogen beeld te maken kies ik ervoor de ISO met twee stops te verlagen.
Als nu toch blijkt dat 1/250 seconde sluitertijd niet voldoende is, kan ik deze ook met 1 stop versnellen naar 1/500 sec en natuurlijk de ISO met 1 stop verhogen naar 200
In alle drie de gevallen is de belichting van het beeld nagenoeg gelijk. Nagenoeg, omdat ik ervan uit ga dat we meestal niet onder volledig gecontroleerde omstandigheden (fotostudio laboratorium) kunnen fotograferen.
- Fotografeer je uitgangssituatie met een correcte belichting
- Verander de parameter (ISO, Diafragma of Sluitertijd)
- Kijk hoeveel stops of delen ervan die parameter is aangepast
- Verander de andere parameters zodanig zodat het totaal aantal stops weer nul is.
- In het voorbeeld is mijn uitgangssituatie (400, F5,6, 1/250)
- Het diafragma met 2 stop vergroot naar F2,8. Dit levert dus +2 Stops op (Meer licht)
- Door ISO van 400 te verlagen naar 100, -2 Stops (Sensor is bij 100 minder gevoelig voor licht)
In het tweede voorbeeld compenseer ik de ISO naar 200 is -1 Stop en verhoog ik de sluiter tijd naar 1/500 is ook -1 stop en dus samen ook -2 stops.
Al schrijvend merk ik dat het nog best verwarrend kan zijn, maar het voor het beste duidelijk door het zelf uit te proberen.
In het voorbeeld wilde ik spelen met de scherpte diepte en dat is dan puur om creatieve redenen. Het zelfde principe geldt echter ook in situaties dat je met de drie parameters moet spelen omdat de omstandigheden dat van je vragen.
Als ik bijvoorbeeld in een sportzaal wil fotograferen zijn de lichtomstandigheden vaak al minder goed. Met de gewenste sluitertijd en diafragma kan het nodig zijn de ISO gevoeligheid te verhogen om tot een correcte belichting te komen.
Lichtmeting
Buiten de drie stuurgegevens (ISO, Diafragma, Sluitertijd) is het ook van belang te weten op welke manier je camera licht meet. Je zal in de handleiding van je camera moeten duiken om te weten hoe je een andere methode van licht meten kan inschakelen. Grof weg zijn er drie vormen van lichtmeting te onderscheiden die allemaal hun voor- en nadelen kennen.
Belangrijk om te weten is dat de camera bij het meten van het licht altijd zal proberen de helderheden naar een gemiddelde grijswaarde om te rekenen. In een oefening zal dit zichtbaar worden.
Meervlaksmeting
Bij de meervlaksmeting kennen we eigenlijk twee varianten die min opmeer op hetzelfde neerkomen, maar in het uiteindelijke resultaat net iets zullen afwijken. Kenmerk van deze methode van lichtmeting is dat het volledige beeld wordt meegenomen in de meting. Bij variant 1 is de weging van het gehele beeld gelijk en zal de camera het volledige beeld tot een gemiddelde helderheid van middengrijs proberen te berekenen. Bij de variant 2 wordt het beeld verdeeld in een aantal vlakken en krijgt elke vlak een bepaalde waarde mee om zo een natuurlijker beeld te krijgen. Deze variant vind je nu eigenlijk als de standaard variant in iedere moderne camera
Voordeel: Geschikt voor de meeste gangbare lichtsituaties
Nadeel: Bij tegenlicht of bij veel wit (sneeuw) of donkere tinten is deze manier niet zuiver.
Centrum gerichte meting
Bij deze vorm van meten licht het zwaartepunt van de meting in het middel van het beeld, waarbij overigens wel het gehele beeld wordt meegenomen.
Voordeel: Bij tegenlicht is het makkelijker het onderwerp goed belicht te krijgen. Het onderwerp zou bij een meervlaksmeting anders te donker worden weergegeven.
Nadeel: De meting is niet op je scherpstelpunt, maar op het centrum van je beeld. Bij het bepalen van je compositie is het dus van belang dat je eerst de lichtmeting doet. Deze zet je vervolgens vast, stel scherp op bv het dichtstbijzijnde oog. Vergrendel de scherpstelling bepaal de compositie en druk af. Veel handelingen die wel enige oefening vereisen.
Spotmeting
De laatste variant biedt de meeste controle, maar kan ook maar zo de oorzaak zijn van het grandioos mislukken van een foto. Hierbij is de lichtmeting allen berekent op het scherpstelpunt van de camera. Om enigszins controle te houden is het zeker aan te raken de camera in te stellen op het gebruik van 1 scherpstelpunt ipv de tientallen waarover moderne camera's beschikken. Overigens is dat de eerste instelling die ik op de camera heb aangepast, omdat je anders nauwelijks controle hebt op het punt waarop de camera moet scherpstellen.
Voordeel: Heel veel controle om met na overbelichting van lichte onderwerpen te voorkomen.
Nadeel: Als je even niet oplet klopt geen enkele belichting. Advies deze ook heel gericht toe te passen en daarna de lichtmethode weer naar de meervlaksmeting te zetten.
Belichtingscompensatie
Zeker als je met de centrum gerichte of spotmeting werkt is het vaak nodig de lichtmeting van de camera te corrigeren. Daarmee kun je ongewenste effecten voorkomen. Natuurlijk kun je achterafnog veel op de computer corrigeren, maar mijn filosofie is dat je bij het maken van de foto al moet streven naar een zo hoog mogelijke kwaliteit. Dat maakt de nabewerking niet alleen makkelijker, maar zorgt ervoor dat nabewerking niet alleen een matige foto iets beter kan maken. Het zorgt ervoor dat je een goede foto kunt perfectioneren en dat is echt een heel groot verschil.
Volgende hoofdstuk: Compositie